Geschiedenis
Enten van planten is reeds eeuwenoud. Bij de Romeinen werd de techniek toegepast voor het bekomen van goede olijfbomen. Toen er rond de jaren 1500 na Christus veel planten vanuit alle werelddelen kwamen paste men vooral de spleetent en de Engelse plakent toe. Als afdekmiddel nam men vochtige klei. Vanaf 1600, toen er veel hoogstambomen werden aangeplant begon men met oculeren en het gebruik van onderstam, tussenstam en goede variëteit.
Wanneer spreken we van enten?
Enten is een vorm van vermeerderen (vegetatief) waarbij men een knopdragend deel (de ent genoemd), laat samengroeien met een worteldragend deel (de onderstam genoemd).
Er bestaan, naargelang het geslacht, de soort van de plant en ook naargelang de dikte van de onderstam verschillende entmethoden.
Even een korte opsomming: de plakent, de Engelse plakent, terzijde enten onder een lip, terzijde enten op voet, de driehoeksent, het kroonenten, de spleetent, het zoogenten, het zadelenten. Oculeren en oogenten (chipbudding) is in feite ook een vorm van enten.
Waarom enten?
Daar zijn verschillende redenen voor waarvan ik er hier slechts een paar opsom:
- Wanneer men zaailingen neemt van planten, dan komen deze niet soort echt terug na het zaaien.
- Als men enten toepast, kan men zeer goede ‘moederplanten’ kiezen. De goede eigenschappen van deze moederplanten komen terug in de nakomelingen.
- Door de keuze van de onderstam, een specialiteit op zich, kan men de groei van de plant beïnvloeden.
- Men past het enten toe om speciale bolvormen en treurvormen ‘op stam’ te kweken.
- Enten levert een sterke plant met meer groeikracht plus een betere bestendigheid tegen ziektes.
Enten bevordert dus de kwaliteit van de plant.